fg001Een intellectueel en spiritueel feest tussen de medische prenten en boeken. Zo omschrijft een bezoeker zijn ontvangst thuis bij Jan Gerard de Lint in Gorinchem in 1922. De vele lades gevuld met verzamelde oude gravures maakten grote indruk. Na afloop prees de Engelse bezoeker De Lint: ‘It is needless to repeat that under the influence of such a teacher I came away with the still greater desire to pursue medical history’.1 Het tekent de persoonlijke invloed en inzet die De Lint heeft gehad op de ontwikkeling van de medische geschiedenis in Nederland.
Als arts en privaatdocent in de geschiedenis der geneeskunde heeft Jan Gerard de Lint (1867–1936) zich op veel terreinen ingezet voor de Nederlandse disciplinevorming: in het onderwijs, vanuit organisaties, tijdens congressen en tentoonstellingen, door publicaties, door internationale contacten te onderhouden, en tot op de dag van vandaag met zijn persoonlijke verzameling medische prenten die een belangrijke rol vervullen in Museum Boerhaave. De Lint promoveerde in 1918 bij de eerste hoogleraar geschiedenis der geneeskunde in Nederland, Evert Cornelis van Leersum (1862–1938). Tussen 1895 en 1924 was hij huisarts in Gorinchem, waar hij onder andere hoofd ambulance en voorzitter van de Geneeskundige Kring was. Als medisch historisch geïnteresseerd arts was hij al redactielid van Medical Life, in die tijd het enige Engelstalige tijdschrift op gebied van de medische geschiedenis. In 1923 werd hij privaatdocent aan de Leidse Universiteit en in 1928 directeur van het Instituut voor Geschiedenis der Genees- Natuur- en Wiskunde, datzelfde jaar opgericht door het Genootschap voor de Geschiedenis der Genees- Natuur- en Wiskunde. Op initiatief van De Lint werd de laatste eerder dat jaar omgezet van een vereniging naar een genootschap. Zelf was De Lint al lange tijd zeer actief binnen die vereniging sinds haar oprichting in 1913: eerst als lid en van 1924 tot 1930 als voorzitter. Directeur van het Instituut bleef hij tot zijn overlijden in 1936.fg002
Terug naar Leiden 1928. De opening van het Instituut voor Geschiedenis der Genees- Natuur- en Wiskunde stond vooral in het teken van de medische geschiedenis. De Lint werd geprezen als ‘groote werkkracht’ die met het instituut onderzoek en onderwijs in de geschiedenis der geneeskunde en natuurwetenschappen kon stimuleren. Henry E. Sigerist, de medisch historicus uit Leipzig met een sociaal en cultuurhistorisch hart, verzorgde ook een lezing. In veel opzichten zou de Lint deze cultureel en sociaal gedragen medische geschiedenis volgen in zijn activiteiten en opvattingen.
Wat verstond De Lint onder medische geschiedenis? Vooral een brede cultureel-geïnformeerde geschiedenis. Een medische geschiedenis die verder reikt dan een studie van cijfers, feiten en de helden van toen, hun systemen en publicaties. Het bestuderen van geneeskunde in de kunst, literatuur, volkeren, volksgewoonten en oudheden was van groot belang volgens de Lint. In zijn openbare les De herleving van de geschiedenis der geneeskunde (1924) benadrukte hij dat cultuur in de breedste zin onderzocht moest worden, bijvoorbeeld in beeldhouwwerken, schilderijen, tekeningen en prenten, maar dat ook geschiedenis van de farmacie en natuurwetenschappen meegenomen moest worden. Ook Sigerist bepleitte destijds een culturele richting in de medische geschiedenis, waarbij hij bovendien methodisch uit de kunstgeschiedenis putte. Het proefschrift van de Lint uit 1918 behandelde ook al een kunsthistorisch- en populair onderwerp: Geneeskundige volksprenten in de Nederlanden.2 Met veel gevoel voor drama en detail bespreekt De Lint de verbeelding van geneeskunde in spotprenten over politieke gebeurtenissen, spotprenten van artsen en volksprenten over ziektegevallen. Deze prenten waren niet bedoeld voor artsen of studenten, maar ter voorlichting en vermaak van de ‘massa’, aldus De Lint. De verhalen over deze prenten opgetekend door De Lint bevatten dan ook veel sociale, economische en kunsthistorische aspecten.
Naast een breed geïnformeerde medische geschiedenis zag De Lint het belang van het verleden juist in actuele turbulente tijden. Het terugkijken naar de geschiedenis in een zoektocht naar (Nederlandse) identiteit en stabiliteit typeert de beweging tijdens het interbellum waarin teruggegrepen werd op oude tradities en geschiedenissen. Ook in de geneeskunde openbaarde zich in deze periode een nieuwe horizon die barstte van de mogelijkheden op gebied van de hygiëne, hormoonleer, celbiologie en bacteriologie. De Lint stelde in De herleving: ‘Het nieuwe is dikwijls een moderne vorm van het oude’.3 Later benoemde hij dat de geschiedenis pas belangrijk wordt ‘in verband met ons weten van heden’.4 Daarnaast kan de medische geschiedenis kritiek uitoefenen op de geneeskunde van de eigen tijd, een belangrijke functie voor de medische student. Behalve als middel voor de student zag De Lint ook voor het bredere publiek een rol voor medische geschiedenis. In de vele publiekstentoonstellingen waarin De Lint een rol vervulde komt deze kracht om het verleden met het heden te verbinden naar voren. De sociale inbedding en het uitdragen van medische historie was duidelijk een serieuze activiteit voor De Lint. Hij was onder meer betrokken bij de organisatie en samenstelling van een tentoonstelling over oude anatomie ter gelegenheid van de herdenking van de geboortedag van Andreas Vesalius (Leiden 1915), bij de Internationale Tentoonstelling op Hygiënisch Gebied (Amsterdam 1921), bij de inrichting en het catalogiseren van objecten voor Museum de Mooy bij het Nederlandse Rode Kruis (Den Haag 1929), als samensteller van de tentoonstelling en catalogus over de Geschiedenis der Oogheelkunde (Den Haag 1930) en bij de populaire internationale tentoonstelling ‘Moeder en kind’ (RAI Amsterdam 1932). Zowel de hygiëne-tentoonstelling als de tentoonstelling in de RAI legitimeerden medische geschiedenis ten behoeve van gezondheidsvoorlichting bij het grote publiek.
De Lint liet ons letterlijk een bijzondere erfenis na: zijn historische collectie met prenten, portretten en boeken zoals deze verzameld en verrijkt was in het Instituut voor Geschiedenis der Genees- Natuur- en Wiskunde. Het papieren erfgoed lag aan de basis van een goede medische- en wetenschapsgeschiedenis, vandaar dat De Lint het verzamelen van documentatie als taak van het Instituut zag. Na sluiting van het Instituut verhuisde de verzameling in 1948 naar het Rijksmuseum voor de Geschiedenis der Natuurwetenschappen in Leiden (het huidige Museum Boerhaave) waar deze nog steeds de basis vormt van de medische prentencollectie. De Lint zelf opende in dit museum de geneeskundige afdeling in 1934. Zijn eigen verzameling telde bijna 4000 prenten, met onderwerpen variërend van dwergen en reuzen, frontispieces, chirurgijns, volksgeneeskunde, tot portretten van wetenschappers en medici en anatomische tekenvoorbeelden uit de kunst.
De publicaties van de Lint bewegen zich tussen de analyse en beschrijving van visuele representaties in de geneeskunde, en de brede sociale medische geschiedenis. Naast enkele catalogi bij tentoonstellingen publiceerde hij vele artikelen in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, bijvoorbeeld over de portretten van Vesalius en Boerhaave, over bijzondere anatomische platen, over lepra en over geneeskunde in het oude Egypte. In 1926 verscheen een eerste deel over anatomie van de Atlas of the History of Medicine, met een voorwoord door de Britse wetenschapshistoricus Charles Singer. Een ander belangrijk en destijds goed ontvangen boek is Geneeskunde: Encyclopaedisch Overzicht (1933), een bewerkte vertaling van Sigerist’s Einfürung in die Medizin bestemd voor de geneeskunde student en de ontwikkelde leek. De vertaling door De Lint blinkt uit in leesbaarheid en toont een sterk sociaal gegronde medische geschiedenis die in de samenleving hier en nu de kracht heeft voor verandering te zorgen.
De Lint beleefde zijn medische geschiedenis in veel vormen. Van herdenkingsbijeenkomsten tot groepsbezoek aan congressen in Rome en Geneve, als schrijver en leraar, als arts en verzamelaar. Alles lijkt voort te komen uit een liefde voor het vak en de drang dit te delen en over te brengen op iedereen die het horen of zien wilde. Verbeelding stond centraal, in tentoonstellingen en onderzoek, maar vooral in zijn aandacht voor historische prenten van geneeskunde in al haar actuele, geleerde en volkse waarde. Hij bracht de cultuurhistorische visie op medische geschiedenis in Nederland tot leven in beelden.fg003
Archief
De gehele prentencollectie van De Lint bevindt zich in de collectie van Museum Boerhaave: Rijksmuseum voor de geschiedenis van de Natuurwetenschappen en van de Geneeskunde, Leiden, online toegang database via http://www.museumboerhaave.nl/Adlib/search/. De bibliotheek van Museum Boerhaave bevat ook enkele brieven aan De Lint en het complete krantenarchief opgezet door Dr. J.E. de Kroon, secretaris van De Lint op het Instituut voor Geschiedenis der Genees- Natuur- en Wiskunde (Kroon-archief). Twee (kleine) omslagen met krantenknipsels betreffende de loopbaan van De Lint (1927–1930) en persoonlijke archiefstukken bevinden zich in het Gemeentearchief Rotterdam.