In het eerste nummer van het schoolblad Knoppen van februari 1921 staat een verslag van het ‘Blikken Feest’, de viering van het 6 ¼ -jarig bestaan van de R.K. hbs voor Meisjes. Er is een foto bijgevoegd van een tableau vivant, waarin leerlingen gekleed zijn naar een later mogelijk beroep. De beschrijving geeft een interessant beeld van wat de meisjes zich van hun toekomst voorstellen:

Het laatste bedrijf stelde de toekomst voor. Daar waren te vinden: een dokter met een spartelende patiënt, een tandarts, een advocaat, die met zijn geleerde bef en toga zeker wel een diepe indruk gemaakt heeft, een architect met een vervaarlijke passer en liniaal. Een paar aardige kloosterzustertjes waren er ook, een zat er zelf te midden van zwarte nikkertjes. Dan liep er een sandwichman met een groot reclamebord voor een toekomstige verkiezing. […] Maar tussen al die min of meer moderne meisjesberoepen, zou ik haast ’t voornaamste vergeten. Vooraan, bescheiden in een hoekje, had zich een vlijtige Hollandse huismoeder neergevlijd, met een grote mand met kousen en een dampende kop koffie.1

Fig. 1: 

(Leerlingen bij) Het Blikken Feest, 1920. Bron: School Archief Fons Vitae Lyceum.

Plaats van handeling is de tuin van de school, Vondelstaat 35 te Amsterdam, waar in 1914 de eerste katholieke hbs voor meisjes werd gesticht.

Oprichting van de school

In 1913 wordt niet alleen de tentoonstelling De Vrouw, 1813–1913 gehouden, ook achten de katholieken de tijd rijp voor een inventarisatie van hun emancipatie. Dit resulteert in het boekwerk Het Katholiek Nederland 1813–1913. De Delftse hoogleraar Alphons Steger beschrijft het katholiek onderwijs en meldt, dat er plannen bestaan om voor ‘onze meisjes’ in Amsterdam een hbs te stichten.2 Een en ander lijkt nog af te hangen van de steun van de nieuwe hoofdstedelijke katholieke elite, die zich – oorspronkelijk afkomstig uit Westfalen – in het eind van de negentiende eeuw heeft gevormd. Textielondernemers als Brenninkmeijer, Peek en Cloppenburg, Vos en Lampe, (groot)winkeliers als Vroom en Dreesmann en bankiersfamilies als Van Cranenburgh, Van Ogtrop en Wiegman sluiten onderling huwelijken en zien hun kinderen graag naar dezelfde katholieke scholen gaan. De jongens bezoeken sinds 1895 het St. Ignatius College, waar in 1909 een aparte hbs-afdeling komt.

Om ook de meisjes kwalitatief hoogstaand onderwijs te bieden, en om te voorkomen dat zij hun toevlucht zoeken bij het openbaar onderwijs, wordt vanuit het bisdom Haarlem een beroep gedaan op de zusters Franciscanessen in het Limburgse Heythuysen. Deze zusters zijn al geruime actief in het Haarlemse lager onderwijs en hebben daarin een goede naam verworven. De R.K. Diocesanen Vrouwenbond Afdeling Amsterdam is enthousiast en schrijft in april 1914 aan generaal-overste Ludmilla van de zusters Franciscanessen de volgende brief:

Met algemene belangstelling, U zult het begrijpen, werd in de kringen der Amsterdamsche dames het bericht vernomen dat bij uwe congregatie plannen rijpen te Amsterdam ene R.K. hbs voor meisjes op te richten. Misschien zal het u niet onverschillig zijn te vernemen, dat die plannen geestdriftig worden toegejuicht door Amsterdamse vrouwen en U van haar sympathie verzekerd kunt zijn, vooral wanneer die hbs een Vijfjarige Cursus zal geven en zo zal worden ingericht dat haar eindexamen voor onze meisjes den toegang tot de Hogeschool zal openen.3

Veelzeggend is de nadruk, die gelegd wordt op het belang van een vijfjarige cursus in verband met de mogelijkheid tot verder studeren.

De steun van de dames is er, nu het geld nog (het is nog voor de pacificatie van 1917, dus de school kan nog niet rekenen op volledige subsidie van de overheid). Er komt een Commissie van Bijstand (mei 1914), die een brochure verzorgt met een formulier, waarop je voor een bepaald bedrag kunt intekenen. In de begeleidende tekst komt het belang van katholiek middelbaar onderwijs voor meisjes wederom aan de orde:

Waar de tegenwoordige tijd staat in het teken der meerdere ontwikkeling van de vrouw, is het een dringende eis, dat aan onze jonge meisjes de gelegenheid geboden worde, het middelbaar onderwijs op katholieken grondslag te volgen. De katholieke middelbare school is dan ook een noodzakelijk complement van de katholieke vrouwenverenigingen en vrouwenbonden te beschouwen: zonder de eerste moeten de laatsten, voor zo ver zij althans de ontwikkeling der vrouw beogen, noodwendig in het zand verlopen.4

Het loopt niet echt storm met de geldelijke toezeggingen. Gelukkig laat de financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs niet al te lang op zich wachten. Hoe het ook zij, de school gaat in september 1914 in de Vondelstraat van start met 26 leerlingen.

De eerste jaren

In de beginjaren komt er elk jaar een klas bij. De wens van de zusters om snel toestemming te krijgen om van de hbs met driejarige cursus er één met vijfjarige cursus te maken gaat spoedig in vervulling, zodat in 1919 aan het eindexamen kan worden deelgenomen. In deze jaren is de hbs nog niet gesplitst in een A- en een B-richting. Ongevraagd krijgen de meisjes een grondige basis in de exacte vakken.

Omdat er niet voldoende bevoegde zusters zijn, moeten er ook lekendocenten benoemd worden. In de beginjaren zijn die ruim in de meerderheid. De meeste leerlingen komen uit de katholieke bovenlaag of betere middenstand van Amsterdam. Een aantal leerlingen is intern (in 1919 een twintigtal), meestal afkomstig uit de katholieke elite van steden waar nog geen hbs voor meisjes is. Enkele leerlingen komen dagelijks per trein, zoals Anne Biegel. Zij komt uit Bussum. In 1921–1922 houdt zij een dagboek bij, waarin zij veel over de school en het enthousiasme van de zusters schrijft. Zo schrijft zij op 9 maart 1922: ‘Vandaag onder Duitsche les was Schwester weer zoo zalig aan ’t praten...Die Duitsche lessen vind ik toch altijd zoo zalig. Ze zegt allemaal van die ware dingen, waar je zoveel aan hebt’. En een paar dagen later: ‘Vandaag van Saf (rectrix, zuster Xaveriana) een studie van Nijland over Perk gekregen’. Maar aan het eind van de maand, op 30 maart, schrijft Anne in haar dagboek ook onverbloemd: ‘Ik hoorde vandaag, dat ik een 3 heb voor mijn meetkunde. Ik vind ’t ellendig.5

Fig. 2: 

Wiskundeles aan de Vondelstraat, 1924. Bron: School Archief Fons Vitae Lyceum.

Nog vóór de Tweede Wereldoorlog wordt zij de eerste vrouwelijke redactrice van een katholieke krant. Zij verzorgt dan de vrouwenpagina van De Tijd. Later zal zij in interviews haar schooltijd typeren als een tijd van constant hard werken en de zusters als daadkrachtige en zelfbewuste vrouwen die meisjes wilden afleveren, die niet minder presteerden dan het mannelijk geslacht.6

In 1919 vindt het eerste examen plaats. Negen meisjes nemen er aan deel. De medeleerlingen met wie ze hun loopbaan begonnen, zijn na de derde klas van school gegaan of zitten een klas lager. De spanning is te snijden. Zuster Xaveriana, de rectrix, spreekt de volgende woorden:

Meisjes, jullie moeten er wel aan denken, dat niet alleen de zusters van de Vondelstraat en jullie familie het examen met belangstelling zullen volgen, maar dat de hele stad in afwachting is van de resultaten van jullie vijfjarige studie!7

Het schriftelijk examen begint op 11 juni 1919. Acht vakken staan op het programma: wiskunde, mechanica, natuurkunde, scheikunde, Nederlands, Frans, Engels en Duits. Daarna volgen nog mondelinge examens. Alle negen leerlingen slagen. De zusters zetten de resultaten precies op een rij. De school valt binnen de eerste Commissie van de provincie Noord-Holland. Samen zorgen de 1e en de 2e Openbare hbs, de Christelijke hbs, de R.K. hbs voor jongens en de R.K. hbs voor meisjes voor 129 kandidaten (van wie 29 meisjes). Bij de meisjes uit de Vondelstraat liggen de scores bij de talen iets boven het gemiddelde, bij de exacte vakken iets eronder.

Acht van negen meisjes staan bij de beste helft van de kandidaten. Eén meisje springt er ver bovenuit en staat tweede, maar zij is dan ook de al 24-jarige zuster Longina Hoge, die als religieuze in de derde klas is ingestroomd. Zij zal later wis- en natuurkunde studeren en op haar oude school gaan lesgeven.

Ze zijn al met al apetrots daar in de Vondelstraat.

Na de hbs

Wat gaat deze eerste lichting na het geslaagde eindexamen doen? Vier leerlingen kiezen voor een MO-studie, respectievelijk Duits, Engels en Nederlands (2x). Eén leerlinge kiest voor boekhouden, twee leerlingen farmacie en één leerlinge de opleiding apothekers-assistente. Emerentia Peters, die farmacie gaat studeren, zal in 1924 als ‘onze eerste doctoranda’ de schoolgeschiedenis ingaan.

In de jaren twintig wordt steeds duidelijker dat de R.K. hbs voor Meisjes een belangrijke leverancier wordt van toekomstige katholieke vrouwelijke artsen, farmaceuten, tandartsen en laboranten. Daarnaast zijn er – in mindere mate – ook leerlingen die kiezen voor biologie, scheikunde of wis- en natuurkunde.

Het gaat hier niet om grote aantallen, maar in veel gevallen zijn het de eerste katholieke vrouwen, die in voor vrouwen nieuwe, door mannen overheerste werkkringen terechtkomen. Zo schrijft de rectrix, nog altijd zuster Xaveriana, op de eerste pagina van Knoppen op 15 november 1937 naar aanleiding van de promotie cum laude tot doctor in de wis- en natuurkunde van Stien Michels-Veraart – in 1917 als Stientje op school gekomen – met gepaste trots:

Hebben alle bladen haar bij die gelegenheid gehuldigd, wij willen zeker niet in gebreke blijven haar hier de tol van onze bewondering te betalen, omdat zij als moeder in een jong gezin, naast die veelomvattende taak, nog tijd en lust had voor de wetenschappelijke arbeid, die nu zijn bekroning vond in een doctoraat cum laude. Maar welk een goede mentor had zij ook op het terrein van haar arbeid gevonden! Hier smolt liefde en wetenschap te zamen tot een wondere harmonie. Moge deze nog vele jaren blijven voortklinken in gezin en laboratorium!8

In de jaargangen van Knoppen is de ‘Werdegang’ van Stien Veraart goed na te gaan. Net als van de andere leerlingen wordt ze na haar eindexamen verder gevolgd. Haar verloving wordt vermeld, dat ze assistente is geworden van haar toekomstige man prof. Michels en de geboorte van hun kinderen. Met ten slotte als hoogtepunt: haar promotie.

Als het schoolgebouw in de Vondelstraat te klein wordt en in 1924 met de bouw van een nieuwe school aan de Reijnier Vinkeleskade wordt begonnen, wordt veel geld besteed aan de inrichting van practicumlokalen met de meest moderne apparatuur, vaak in Duitsland besteld. Ook als de hbs gesplitst wordt in een A- en een B-richting en de school er in 1926 een gymnasiumafdeling bij krijgt, blijven de exacte vakken het goed doen.

Voor de leerlingen die verder willen gaan met een studie in de Nederlandse taal of in de moderne talen, ligt een MO-studie voor de hand. Velen van hen gaan in het onderwijs werken en sommigen keren terug op hun oude school, zoals Annie Koop, de beste leerlinge uit de eerste klas van 1914. Zij wordt docente Duits. Een populaire vervolgopleiding is de R.K. School voor Maatschappelijk Werk, die bijvoorbeeld Anne Biegel gaat bezoeken.

Kantoorbanen bij katholieke ondernemingen liggen meer voor de hand voor meisjes die na de driejarige hbs aan het werk gaan. Soms volgt ook na de vijfjarige hbs een interessante loopbaan in het bedrijfsleven. Miep Boss bijvoorbeeld, in 1934 na een jaar ULO in de tweede klas op school gekomen, wordt de eerste vrouwelijke procuratiehoudster van Nederland en werkt jarenlang als enige vrouw op de Amsterdamse beurs.

Enkele leerlingen uit de beginperiode van de hbs doen staatsexamen om aan de universiteit een talenstudie te volgen of rechtswetenschappen te studeren. Er zijn natuurlijk ook meisjes die besluiten om de stap te zetten in de richting van het kloosterleven, wat niet altijd wil zeggen dat ze intreden bij de zusters van de school, de zusters Franciscanessen van Heythuysen.

Twee uitzonderlijk begaafde leerlingen doen dat wel. In de eerste plaats Corrie Liedmeier, die in 1924 briljant eindexamen doet. Een jaar later slaagt zij voor haar staatsexamen om vervolgens in te treden bij de zusters Franciscanessen. Als eerste religieuze promoveert zij in 1933 in de klassieke talen aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam. In 1951 wordt zij rectrix van haar oude school. Als zij twee later plotseling overlijdt, wordt zij opgevolgd door zuster Cherubine, die – in 1924 als Ria Snijders op school gekomen – een zelfde weg heeft afgelegd. Haar rectoraat zal tot 1968 duren.

Niet alle meisjes gaan na hun schooltijd werken of studeren. En als ze dat al doen, dan zijn er natuurlijk ook veel, die moeten stoppen met werken of studeren als ze in het huwelijk treden. Voor hen is een andere mooie taak weggelegd, zoals zuster Xaveriana in het voorwoord van de Kroniek (een soort jaarverslag van de zusters) verwoordt. Zij ziet als toekomstige taak in de eerste plaats het moederschap, maar ‘niet alléén als de liefhebbende, tedere moeder, maar ook als helderziende, scherpzinnige opmerkster, die volkomen op de hoogte is van de boeken en de studies harer kinderen.’9

Fig. 3: 

Scheikundeles aan de Reynier Vinkeleskade, klas 5b in 1925. Bron: School Archief Fons Vitae Lyceum.

Ten slotte

De oprichting van de R.K. hbs voor Meisjes is van groot belang geweest voor de emancipatie van de katholieke vrouw. In eerste instantie kwamen de leerlingen uit de gegoede katholieke burgerij. De welgestelde achterban maakte het mogelijk om de school nog voor de gelijkstelling van confessioneel en openbaar onderwijs op te richten. Het exacte schoolplan van de oude hbs (voor de splitsing in A en B) maakt, dat veel leerlingen hun weg vinden in een voor meisjes nieuw beroepenveld, met name in de artsenij, tandheelkunde en farmacie. Velen zijn de eersten, die in een – overigens vanzelfsprekend katholieke – mannenomgeving dit werk doen.

Hoewel het schoolblad Knoppen ‘een gezellig meisjesblad’ is, staan er ook veel artikelen in, die over de plaats van de vrouw in de maatschappij en haar mogelijke arbeidsterrein gaan. Interessant zijn in dit verband de artikelen die verslag uitbrengen van bezoeken aan ondernemingen, zoals de fabriek van Boldoot en de Jaarbeurs in Utrecht.

Vanaf het begin is er bij zowel de zusters als de leerlingen een gezonde strijdlust om zich tegenover ‘de mannen’ te bewijzen. Hard werken om niet achter te blijven bij de resultaten van de jongens van het Ignatius (vaak familieleden) staat voorop. Anne Biegel citeert in een interview met Knoppen een strofe uit het schoollied:

Wij staan nu niet langer achter,

bij de jongens dezer stad,

fier staat daar de trouwe wachter,

wijzend ons het rechte pad.10

Op de foto van het ‘Blikken Feest’ zien we ook een sandwichman met een verkiezingsbord, waarop staat ‘Steunt de katholieke partij’. Aanvankelijk is in Knoppen weinig over politiek te vinden, maar met de komst in 1926 van Agnes Nolte als docente geschiedenis en staatsinrichting verandert dat. Zij gaat met oudere leerlingen naar de Staten-Generaal en organiseert politieke discussie-uurtjes. In 1948 komt zij voor de KVP in de Tweede Kamer.11

In de beginjaren zijn de leerlingen voor het merendeel uit de katholieke elite afkomstig, maar geleidelijk komen er ook mogelijkheden voor (begaafde) leerlingen uit lagere katholieke milieus. Wel ontstaat met de komst van het gymnasium een zekere scheidslijn tussen de meer elitaire gymnasiastes en de hbs-meisjes.

In 1939 viert de school haar 25-jarig bestaan. Het zijn jaren vol enthousiasme en emancipatiedrift geweest. De zusters Franciscanessen hebben met hun werk een grote bijdrage geleverd aan de emancipatie van de katholieke vrouw in de hoofdstad.

Na de oorlog gaan de banden van het geloof steeds meer knellen. De school krijgt in 1952 met de komst van een MMS-afdeling een nieuwe naam: Fons Vitae. In 1968 verandert met de Mammoetwet het hele schoolsysteem, maar nog belangrijker is de verandering die twee jaar later plaatsvindt: de school wordt gemengd.12