Recently, this magazine published an article on the significance of the first monitor for sulphur dioxide in air and its role in the awareness of air pollution in The Netherlands (Cf.
In dit tijdschrift verscheen in 2014 een artikel over de eerste luchtkwaliteitsmonitor voor zwaveldioxide, waarvan een exemplaar zich in Museum Boerhaave in Leiden bevindt.
In de jaren zestig drong het besef door dat ook in Nederland mogelijk onaanvaardbaar hoge niveaus aan luchtverontreiniging voorkwamen. Het ging daarbij vooral om zwaveldioxide en stof, hoewel ook andere vormen van luchtverontreiniging, zoals koolmonoxide, lood en stikstofoxiden, ook al bekend waren. Niettemin dacht men in deze tijd nog dat zwaveldioxide een uitstekende indicator voor het geheel aan luchtverontreiniging was. Op basis van deze gedachte vroeg de staatssecretaris voor Sociale Zaken en Volksgezondheid, dr. A.J.H. Bartels, in 1966 aan het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid (RIV) om een automatisch werkend, landsdekkend meetnet voor de meting van zwaveldioxide in te richten. Een van de onderdelen van het meetnet zou een geheel zelfstandig meetinstrument moeten zijn. Hierbij ging het RIV bij Philips te rade. Ook het Openbaar Lichaam Rijnmond sloot aan, omdat Rijnmond in Nederland het gebied was met de ergste luchtverontreiniging. Philips ontwikkelde vervolgens in samenwerking met de Technische Hogeschool Eindhoven de automatische meetapparatuur voor zwaveldioxide (en de benodigde infrastructuur).
‘Zij moet niet alleen geschikt zijn om gedurende langere tijd, bijvoorbeeld 24 uren, gemiddelde concentraties te meten, maar zij moet ook piekwaarden gedurende zeer korte tijd, zoals 15 minuten, tijdig signaleren om alarmmaatregelen mogelijk te maken. Daarnaast moet zij automatisch te bedienen zijn’.
Deze woorden sprak de staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Roelof Kruisinga, op 17 oktober 1969 bij de opening van het automatische meetnet voor luchtverontreiniging in het Rijnmondgebied. Met ‘zij’ doelde Kruisinga op de meetapparatuur voor zwaveldioxide in dit meetnet. De opening van Rijnmondmeet was een historisch moment. Het was namelijk voor het eerst dat een meetnet voor luchtverontreiniging met volledig zelfstandige werkende meetapparatuur, automatische datatransmissie en een centrale computer voor dataopslag en dataverwerking in gebruik werd genomen.
Op het eerste gezicht lijkt het dat het meetapparaat door Philips was ontwikkeld. De ontwikkelde apparatuur zou later ook prominent met het Philips-logo worden uitgevent. Nu is er door de ontwikkelaars niet veel over het door hun ontwikkelde meetapparaat gepubliceerd en al helemaal niet over hoe zij aan hun idee waren gekomen.
Literatuuronderzoek leerde dat de opmerking vrijwel zeker betrekking moest hebben op een artikel uit 1948 in het tijdschrift
Het onderzoek in de oorlog leverde uiteindelijk een soort mobiel analyse-apparaat voor mosterdgas op. Het apparaat bestond uit drie onderdelen: de titratiecel waar de eigenlijke bepaling plaatsvindt, met de regel- en meetelectronica, een recorder en een batterijgedeelte. Het apparaat is nooit operationeel ingezet. En het is ook nog maar de vraag of het op het slagveld zou hebben voldaan. Alleen de meeteenheid had al een afmeting van 28 x 24 x 31 cm en woog maar liefst 18 kilogram (
De apparatuur voor de automatische bepaling van mosterdgas op het slagveld. Links de batterij, in het midden de meeteenheid en rechts de recorder om de meetresultaten mee vast te leggen. Van de voeding en de recorder werd in het artikel geen gewicht genoemd.
De ontwikkeling van deze apparatuur was op zich niet zo opmerkelijk: weten-schappelijk interessant, maar ook niet meer dan dat. Het apparaat was immers ontwikkeld voor de analyse van mosterdgas en dat zijn nu eenmaal geen analyses waar dagelijks vraag naar is. Toch zagen de onderzoekers een bredere toepassing van hun vinding. Zij stelden dat het principe dat zij hadden ontwikkeld, ook in andere situaties toepasbaar zou kunnen zijn. Het artikel besloot met de vooruitziende zinsnede:
The instrument described in this report can be used for the continous determination of gases such as hydrogen sulfide, sulfur dioxide, and acrolein in the range above 0.1 ppm. By slight modification of the apparatus, the halogens and carbon monoxide can be determined.
En juist dat laatste zou tot onvermoede ontwikkelingen leiden. De auteurs van het artikel uit 1948 hadden het goed gezien, want inderdaad werd op basis van hetzelfde principe daarna in de jaren vijftig een aantal systemen voor de meting van zwaveldioxide ontwikkeld. Er was in deze tijd vraag naar een betrouwbare en automatische methode, omdat luchtverontreiniging door zwaveldioxide al langer als een groot probleem was erkend. Er waren zeker al wel methoden om zwaveldioxide in lucht te meten beschikbaar, maar de meeste vereisten veel mankracht en voor de analyses was een laboratorium nodig. Ook waren er automatische methoden maar die waren weinig selectief. Daarom bleven onderzoekers nieuwe wegen zoeken. Een vroeg resultaat was de Titrilog waarover in 1954 werd gepubliceerd.
A. Maas & E. Buijsman, ‘De symboliek van het snuffelen. Hoe een luchtverontreinigingsmonitor uitgroeide tot nationaal symbool’,
E. Buijsman,
Persbericht 3399, Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid. [Collectie auteur]
Het betreft, in chronologische volgorde, de volgende artikelen: H. Zeedijk, ‘De continue meting van luchtverontreiniging door zwaveldioxide’,
Zeedijk, ‘meetnet voor SO2-concentraties’ (n. 4) 14.
P.A. Shaffer jr, A. Briglio jr, & J.A. Brockman, ‘Instrument for automatic continuous titration’,
Mosterdgas is de triviale naam voor een stof met de officiële chemische naam bis(2-chloroethyl) sulfide. De oorspronkelijke naam van mosterdgas was ‘LOST’, naar de Duitse onderzoeker Wilhelm Lommel en Wilhelm Steinkopf, die het middel in 1916 voor het eerst op grote schaal wisten te fabriceren. Een andere naam is Yperiet, naar de stad Ieper, waar het in de Eerste Wereldoorlog in 1917 op het slagveld werd gebruikt.
De onderliggende informatie was vervat in een aantal geclassificeerde OSRD-rapporten: A. Briglio, J.A. Brockman Jr., W. Schlinger & P.A. Shaffer Jr. (1945) OSRD Report 6047, PB 5925; A. Briglio, J.A. Brockman Jr., P.A. & Shaffer Jr., P.A. (1945) OSRD Report 6183, PB 5940; C. Gould, C. Redeman, P.A. Shaffer Jr. J.A. Brockman Jr., G. Holzman & T.S. Lee (1945) OSRD Report 4627, PB 5939; J.H. Northrop (1943) OSRD Report 1444, PB 6804. De abstracts van deze publicaties zijn de afgelopen jaren beschikbaar gekomen. Deze zijn te raadplegen via de
Een concentratie van 0.1 ppm komt ongeveer overeen met 260 μg SO2/m³.
H. Landsberg & E.E. Escher, ‘Potentiometric instrument for sulfur determination’,